De instellingen voor online video – en waarom?
Ik krijg nogal eens de vraag wat de beste instellingen zijn voor online video. Een heel voor de hand liggende vraag natuurlijk, omdat ik ook regelmatig blog over hoe je online video kunt gebruiken. En nu moet ik eerlijk zijn: Ik heb zelf altijd gemerkt dat de ‘default’ instellingen voor Camtasia of Adobe Premiere Pro ‘goede genoeg’ waren, dus ik heb mij nooit verder verdiept in wat nu eigenlijk de ‘juiste’ instellingen zijn en waarom. Maar niet iedereen werkt met één van deze programma’s en klaarblijkelijk levert niet ieder videobewerkingsprogramma direct en automatisch goede video’s af voor online gebruik. Dus ben ik speciaal voor jou eens op zoek gegaan naar de juiste instellingen.
De ‘juiste’ instellingen zijn natuurlijk altijd de juiste instellingen bij een bepaalde bandbreedte. Jouw video moet over een kabel (koper of glasvezel) of door de ether (je mobiele netwerk) verplaatst worden en dat gaat met een bepaalde maximum snelheid. Gelukkig beschikken we tegenwoordig vrijwel overal over Internet wat snel genoeg is om hoge resolutie video te laten zien, zonder steeds onderbroken te worden.
Niet altijd is alles mogelijk
De instellingen die ik bespreek zijn de instellingsparameters die over het algemeen mogelijk zijn aan te passen. Niet elk videobewerkingsprogramma heeft echter alle opties. Mocht je een optie missen in jouw programma, maak je dan geen zorgen: De maker van je software heeft er ongetwijfeld voor gezorgd, dat deze parameter staat ingesteld op een acceptabel gemiddelde.
Het belang van de resolutie
De resolutie geeft aan uit hoeveel beeldpunten je video is opgebouwd. Hoe hoger je resolutie, hoe beter: Er worden meer puntjes gebruikt om het uiteindelijke beeld op te bouwen en meer puntjes is meer detail. Maar meer puntjes is ook een groter bestand! Bij foto’s ben je gewend, dat de resolutie wordt weergegeven als twee dimensies: Breedte maal hoogte. Bij video is dit minder gebruikelijk.
Vaste verhoudingen
Omdat de beeldverhouding in principe vast staat (16:9 voor hoge resoluties en 4:3 voor lage resoluties) kan met slechts één dimensie het formaat worden aangegeven. En de manier waarop we het aangeven is door het aantal beeldlijnen te tellen. 1080p wil dus zeggen: 1080 beeldlijnen. En omdat de verhouding 16:9 is, weten we, dat dit beelddimensies van 1920 x 1080 is. Waarom de ‘p’ en geen ‘px’? Omdat de ‘p’ hier niet voor ‘pixels’ staat. ‘p’ staat hier voor ‘progressive’, dit in tegenstelling tot ‘interlaced’ (i). Progressive wil zetten dat de beeldlijnen in volgorde worden opgebouwd. Eerst beeldlijn één, dan beeldlijn twee… en het gaat zo door. Bij een ‘interlaced’ opbouw wordt er wat ruimte tussen de beeldijnen open gelaten.
Eerst wordt beedlijn één opgebouwd, dan beeldlijn 11… dan 21… en als het programma aan het einde is, gaat hij terug en begint dan met bijvoorbeeld beeldlijn 6. Het voordeel van ‘interlaced’ is dat bij een trage verbinding, trage hardware of een apparaat met een fysiek lagere resolutie van de video, er toch al ‘iets’ op het scherm staat. Het programma verzint de tussenliggende pixels er bij, tot het moment dat deze pixels worden ‘ontvangen’. Dan wordt het beeld aangepast.
De wat ouderen (hoor opa!) onder ons weten het waarschijnlijk nog wel uit de tijd van Internet over de telefoonlijn. Het was allemaal wat trager en als we een afbeelding (video was ondenkbaar) online bekeken, kreeg je eerst een blokkerig beeld, wat langzaam meer gedetailleerd werd. Dat is dus precies wat er gebeurd bij ‘Interlaced’.
De juiste resolutie
De juiste resolutie is vooral afhankelijk van wat je wilt tonen. Gebruik je de video voor screencasts (opnamen van het beeldscherm) wil je ook leesbare tekst, je wilt een zo hoog mogelijke resolutie. Omdat je programma geen pixels kan bij verzinnen wil je video altijd opnemen in een resolutie die net zo hoog, of liefst nog hoger is, dan de uiteindelijke video die je wilt gaan tonen. Houdt hier dus al rekening mee bij het opnemen. Een resolutie die op dit moment goed algemeen bruikbaar is is 1280×720 pixels, ofwel 720p.
Encoding (codering, CODEC)
Encoding heeft niets met beveiliging te maken. Tenminste niet in deze context. Wanneer je jouw video plaatje voor plaatje in zijn geheel op zou willen slaan, wordt het bestand al snel veel te groot. Daarom ‘comprimeren’ we de plaatjes in onze video. Je kunt het een beetje vergelijken met het maken van een zip bestand: De bestanden in een zip bestand nemen uitgepakt meer ruimte in, dan het zip bestand zelf. Alleen ZIP compressie is langzaam en weinig effectief. De compressie die we gebruiken voor video moet real time zijn. Een prima standaard voor online video is H.264, ook bekend als MPEG-4 AVC . Als er dus één van deze twee opties voorkomt in je videobewerkingsprogramma, kies je hiervoor.
Datarate of Video Variable Bitrate
De VVB is het aantal bits per seconden wat je wilt gebruiken voor je video. Hoe minder bits, hoe lager de kwaliteit en hoe kleiner het bestand, hoe meer bits, hoe hoger de kwaliteit en hoe groter het bestand. Voor een 720p resolutie is een VVB tussen 2500 kbits/s en 5000Â kbits/s het best: Stel je hoger in, wordt niet alleen het bestand groter, maar heb je meer kans dat het beeld gaat ‘schokken’ tijdens het inlezen. Zet je het lager, verlies je aanzienlijk aan kwaliteit.
Frames per second (FPS)
Het aantal plaatjes wat er per seconde wordt getoond. Zoals je ongetwijfeld weet ‘beweegt’ video niet echt, maar krijgen we snel achter elkaar plaatjes te zien, die ons de illusie van beweging geven. Meer plaatjes wil ook zeggen grotere bestanden. Als een algemene regel kun je aanhouden dat indien jouw video een screencast of een aantal slides is, 24FPS prima volstaat. Komen er mensen in beeld is 30FPS aan te bevelen.
Audio
De tijd van de stomme film is al bijna een eeuw voorbij en bij video verwachten we ook geluid. Dat geluid wordt in het bestand op een apart spoor vastgelegd. Vaak heb je de keuze tussen AAC en MP3 als ‘Encoding’. Voor online video kiezen we altijd AAC.
Audio Bitrate / AAC Bitrate
Hier geef je aan wat de bitrate van je audio moet zijn. Geef je een laag getal in krijg je een onnatuurlijk en blikkerig geluid. Maak je het getal hoger, dan groeit het bestand. 384 kbits/s is hier de beste optie.
Sampling frequency
Geluid is een golf, een continue beweging. Maar wanneer we iets digitaal willen maken, dan kunnen we de ronden vorm van een golf niet volgen. We moeten -net zoals vroeger bij wiskunde, wanneer je een parabool wilde tekenen, op basis van een aantal steunpunten ‘raden’ hoe de grafiek eigenlijk wil gaan lopen.
Ook hier geldt weer: Een groter getal is een groter bestand. 44 kHz (iedere seconde geluid wordt uit 44.000 punten opgebouwd) staat gelijk aan de kwaliteit die ook uit je stereo installatie komt. Kies je voor een bitrate van 384 kbits/s is het zinloos om hier een getal lager dan 44 kHz te kiezen.
Mag het geluid allemaal iets minder zijn (vergelijk bijvoorbeeld met vroeger een transistor radio), dan kun je voor 22 kHz kiezen. In dat geval verlaag je ook je AAC bitrate. Maar slecht geluid wordt sneller als storend ervaren dan slecht beeld… ik zou zelf adviseren niet aan beide parameters te gaan sleutelen!
Ten slotte
Ik hoop dat de geheimen voor de instellingen voor je videos wat duidelijker zijn geworden. Met deze kennis ben je in staat video’s te produceren, die straks op je website inslaan als en bom! Nu de inhoud nog.
Wil je meer en vooral meer diepgaande achtergrond informatie? Volg dan ook de ‘Ultieme handleiding voor Online video‘
[text-blocks id=”courseware”]